Skip to main content
INTERVIEW

Mario Lauwers neemt na 45 jaar afscheid

90 jaar NPRC met een lach en een traan


Het is bijna niet voor te stellen. In het jaar dat NPRC 90 jaar bestaat (2025), nemen wij afscheid van Mario Lauwers. Na een dienstverband van 45 jaar gaat hij genieten van een welverdiend pensioen. Als collega heeft hij dus de helft van de NPRC-reis meegemaakt. Zo’n lang dienstverband zie je tegenwoordig niet vaak meer. Genoeg reden voor ons om Mario terug te laten blikken op zijn imposante carrière in de binnenvaart.

Mario, kan je ons mee terugnemen naar je start bij NPRC?
Ja, zeker. Het was 1 november 1979. Ik was toen 20 jaar oud en had net mijn school afgerond. In België had je toen nog dienstplicht, dus ik had net mijn tijd in het leger erop zitten. Daarna volgde een uitnodiging van de arbeidsdienst, waar ik als werkzoekende stond ingeschreven. Via die weg kwam ik in contact met NPRC. De binnenvaart was onbekend terrein voor mij. Mijn opleiding was gericht op moderne talen en administratie, en het enige wat ik van de scheepvaart kende, waren de schepen die langs het Albertkanaal voeren.

Het kantoor in Antwerpen bestond al toen ik er begon. Er werkten vijf mensen, en ik kwam in dienst omdat iemand met pensioen ging. Ik werd aangenomen. Dat ik ‘Duits’ sprak gaf de doorslag. Wat ik toen niet kon bevroeden, was dat ik mijn hele carrière bij NPRC zou blijven. De sfeer was geweldig, het was echt een andere tijd. Schepen hadden nog geen telefoons, en we begeleidden schippers nog persoonlijk bij het lossen van hun lading.

Wat voor lading zag je in die tijd?
In die tijd hadden we vooral te maken met stukgoed van BASF uit Ludwigshafen. De vaten en kisten moesten gelost worden op verschillende kaaien in Antwerpen. De schepen namen 600 tot 700 ton lading mee. Alles werd vanuit ons kantoor geregeld; wij maakten de afspraken met de expediteur en fungeerden als tussenpersoon tussen de schipper en de expediteur. Naast stukgoed deden we ook droge bulk, maar dat was toen nog niet zo veel. Bijvoorbeeld kalium voor BASF, en op de terugweg bevrachten we de schepen met fosfaat of zwavel als retourlading naar Duitsland.

Hoe hield je contact met de schippers?
Het begeleiden van de schepen tijdens het lossen was een hele klus. Dagelijks moest je afspraken maken met vijf tot zeven leden over hoe ze te bereiken waren. Schepen hadden toen nog geen telefoon aan boord, dus de schipper moest naar een telefooncel om te bellen en af te stemmen waar en wanneer er gelost moest worden. Soms lag de lading de hele week uit de venten in de Antwerpse haven. Het was echt een andere tijd. Schippers kon je soms lastig bereiken. Als het echt niet anders kon, reden we met de auto naar de kaai om de schipper persoonlijk te verwittigen.

Is het vak in de loop der jaren veranderd?
Ja, het vak is zeker veranderd. Eind jaren ’80 kwam de telefoon, en later de eerste mobiele telefoons, wat het een stuk makkelijker maakte om leden te bereiken. Waar we vroeger nog afhankelijk waren van telefooncelgesprekken, kunnen we nu iedereen overal bereiken. In die tijd hadden leden vaak meerdere telefoons aan boord: een Duitse, een Belgische en een Nederlandse. Die communicatie is in de loop der jaren sterk verbeterd, wat het werk veel efficiënter heeft gemaakt.

En kan je vertellen over de schepen?
Er heeft ook een flinke schaalvergroting van de schepen plaatsgevonden. Toen ik begon, waren er slechts enkele grote schepen van 100 meter lengte en een capaciteit van 2.000 tot 2.200 ton. Die schepen voeren niet zo vaak en waren vaak omgebouwde sleepschepen waarin een motor was geplaatst. Halverwege de jaren ’80 begon de nieuwbouw en kwamen er schepen van 2.000 tot 2.500 ton en 100 meter lang. Tegenwoordig zijn de schepen nog groter geworden, met afmetingen van 110 bij 11,40 meter. Later kwamen er zelfs schepen van 135 meter. Nu zie je koppelverbanden van rond de 180 meter.

En als je kijkt naar de lading?
Ook het ladingsegment is flink veranderd. BASF begon halverwege de jaren ’80 met containers. Dat markeerde het begin van de containerboom en betekende het einde van de klassieke wijze van stukgoedvervoer. Daarnaast kwam er meer transport van graan en verschillende soorten staalproducten. De enige constante in ons vak is verandering, zeker als je kijkt naar de ladingstromen. Fabrieken sluiten, en dan valt die lading weg. Dat zie je nu ook met het vervoer van kolen naar Duitsland. Voor mij is het belangrijkste dat de schepen blijven varen. De ladingsroom is secundair. In de coöperatie doen we het met en voor de leden. Zij moeten aan de gang blijven en een redelijke boterham verdienen.

Hoe kijk je terug op de samenwerking met de leden?
De samenwerking met de leden beschouw ik als een van de meest waardevolle aspecten van mijn carrière bij NPRC. De leden zijn altijd trouw gebleven aan de coöperatie, en dat heeft zicht vertaald in langdurige relaties, soms zelfs over generaties heen. We hebben bijvoorbeeld een lid dat al 45 jaar bij ons is, waarbij de samenwerking van vader op zoon is doorgegeven. In de regel hebben we een nauwe band met de schippers; NPRC voelt eigenlijk als één grote familie.

Je merkt dat familiegevoel vooral tijdens de jaarlijkse vergadering, waar alle leden worden uitgenodigd. De samenhang binnen de coöperatie is sterk, en er is een duidelijke wil om niet alleen een sterke coöperatie neer te zetten, maar ook om dat familiaire gevoel te behouden. Alle leden zijn gezinnen, en hoewel het zakelijke aspect natuurlijk belangrijk is, blijft die persoonlijke band altijd vooropstaan.

Heb je voorbeelden van die persoonlijke band?
Een mooi voorbeeld van die samenwerking is wat er recent gebeurde: een schip lag in Doornik toen het dochtertje van de schipper viel en naar het ziekenhuis moest. Pascal, een collega die in Doornik was, reed meteen met de schipper en zijn dochtertje naar het ziekenhuis. Doornik is Franstalig, dus dat was een extra steun voor de schipper.

Een andere anekdote die mij bij is gebleven: tijdens het EK of WK voetbal lag een schip in Mannheim toen de televisie het begaf. Dat kan natuurlijk niet. We hebben toen de schipper opgehaald en samen een nieuwe TV gekocht. Dat zijn de dingen die je doet voor de leden, en dat laat zien hoe sterk de onderlinge band is.

Heb je altijd op kantoor in België gewerkt?
Niet altijd. Eind 2005 werd het kantoor in Antwerpen gesloten en verplaatst naar Zwijndrecht (Nederland). Vanaf dat moment reed ik dagelijks heen en weer. Dat was een lastige tijd voor de markt vanwege cultuurverschillen. We werden soms gezien als Nederlanders die zich in Belgische zaken mengden, wat de opbouw bemoeilijkte.

In 2017 keerden we terug naar België toen we een groot contract binnenhaalden. Onder leiding van Stefan Meeusen openden we opnieuw een kantoor in Antwerpen. Dit markeerde een belangrijke stap, en ik werd officieel manager van het Belgische kantoor, hoewel ik al eerder verantwoordelijk was geweest. Sindsdien hebben we de activiteiten in België verder uitgebouwd.

Hoe zou je jezelf omschrijven als manager?
Ik heb mezelf nooit echt gezien als een typische manager; ik was altijd iemand van het team. Als bescheiden man hoef ik niet per se in de spotlight te staan. Voor mij draait het om het doen van mijn werk voor de coöperatie en samen met het team het beste resultaat behalen.

Met dat team hebben we het kantoor uitgebouwd tot wat het nu is: een solide en betrouwbare speler op de Belgische markt. Waar men vroeger nog wel eens naar NPRC keek als een klein Nederlands bedrijf, worden we nu gezien als een volwaardig kantoor, ook door onze Belgische concullega’s. We hebben nu een team van acht mensen in Antwerpen en twee in Doornik, en dat is iets waar ik trots op ben.

Wat zijn de belangrijkste trends die je hebt zien ontstaan in de binnenvaartsector?
Een van de belangrijkste trends die ik heb gezien, is de digitalisering. Bij NPRC liepen we altijd voorop als het gaat om het vereenvoudigen van processen door digitalisering. We hebben ons eigen bevrachtingsprogramma, Cargos, ontwikkeld, wat het hele proces enorm heeft vereenvoudigd. We zijn al jaren volledig paperless, iets waar zelfs onze concullega’s vaak verbaasd over zijn. Daarnaast zijn we sterk bezig met duurzaamheid, vooral in het kader van de Green Deal en het voldoen aan milieunormen. De komende jaren zullen de groei van de vloot, digitalisering en verduurzaming de grootste uitdagingen zijn.

Hoe kijk je naar de internationale groei van NPRC?
We zijn de laatste jaren steeds internationaler geworden. Dat is ook een van de speerpunten van Femke Brenninkmeijer. We hebben momenteel 150 leden, waarvan 16 tot 17 uit België, 4 of 5 uit Duitsland en zelfs 2 uit Frankrijk. We zijn niet langer alleen een Nederlandse coöperatie; we verbreden onze horizon en breiden ons netwerk binnen de Europese binnenvaartsector uit. Dit roept ook de vraag op of de naam NPRC, die staat voor Nederlandse Particuliere Rijnvaart Centrale, nog de lading dekt. We moeten er nu zijn voor de Europese binnenvaartondernemers.

Waar ben je het meest trots op in je carrière bij NPRC?
Blijf vooral doen waar je mee bezig bent. We zijn een goede weg ingeslagen, en ik geloof dat we kunnen groeien naar een NPRC met 200 leden. Het is belangrijk om vast te houden aan de koers die we nu varen en die verder uit de bouwen. Ik draag mijn taken met vertrouwen over aan Luc Geerts. Hij heeft inmiddels een half jaar meegelopen. Luc heeft veel ervaring in de binnenvaart en heeft projecten gedaan met de Vlaamsche Waterweg. Hij was onder de indruk van het familiaire karakter binnen de coöperatie, en ik weet dat NPRC in goede handen is bij hem.

Dus vooral: blijf doorgaan en bouw verder aan onze gezamenlijke toekomst!

Meer weten?

Ik hoor graag van je.

Femke Brenninkmeijer, NPRC

Femke Brenninkmeijer

CEO